| Home | | Kaartmateriaal | | GPS | | FAQ | | Links | | Zoeken | | Updates | | Sitemap |
© 2010, 2022 WandelPas
GPS-wetenswaardigheden




GPS-wandelen, wat is dat?



Eigenlijk is GPS-wandelen hetzelfde als gewoon wandelen. Het enige verschil is, dat je de route nu niet vanaf een papieren kaart leest, maar dat je je laat sturen door een GPS-apparaat. Het spreekt voor zich, dat dit apparaatje dan wel voorzien moet zijn van een (geschikte) kaart en een uitgezette wandelroute.

Hiermee zijn dan meteen de onderdelen genoemd, die op deze pagina’s verder worden toegelicht:
Hoewel je hiermee alles bij de hand hebt om een route te kunnen wandelen, is een waarschuwing toch op zijn plaats. Zorg namelijk dat je ook altijd een gewone (papieren) kaart bij je hebt. Het is immers mogelijk dat je GPS-apparaat dienst weigert. Bijvoorbeeld omdat je geen of slechte satelietontvangst hebt, omdat je batterij of accu leeg is, of simpelweg omdat het apparaat stuk is gegaan toen je het in het water hebt laten vallen.

Hoe werkt GPS?



GPS staat voor Global Positioning System. Het wordt gevormd door een stelsel van 24 satellieten, die allemaal op een hoogte van zo’n 36.000 km in een baan om de aarde draaien. Dit zijn zogenaamde geostationaire banen, hetgeen wil zeggen dat iedere satelliet op een vast punt boven de aarde staat (en blijft staan). Dat in tegenstelling tot andere satellieten en ruimtestations, die echt rondjes om de aarde draaien op een veel lagere hoogte, namelijk slechts enkele honderden kilometers.
Juist omdat de positie ten opzichte van iemand op de grond steeds hetzelfde is, kunnen GPS-satellieten gebruikt worden voor positiebepaling. Het principe is hetzelfde als dat van de driehoeksmeting, die al sinds eeuwen gebruikt wordt in de navigatie.

Voor een goede positiebepaling heb je tenminste drie satellieten nodig. Echter, hoe meer satellieten je met je GPS-ontvanger kunt ‘zien’, hoe nauwkeuriger de positie berekend kan worden. Bovendien kan dan ook de hoogte berekend worden.
Het meten zelf is vrij eenvoudig: tussen de satelliet en je GPS-ontvanger wordt een radio­signaal heen en weer gestuurd.
Aan de hand van de tijd die nodig is om het signaal terug te ontvangen, kan de afstand tussen GPS-satelliet en je ontvanger worden berekend: hoe langer de tijd, hoe groter de afstand. Door metingen van meerdere satellieten te combineren kan de positie worden bepaald.

Toch heeft het huidige GPS-systeem zijn beperkingen.
Eén daarvan is, dat het systeem is opgebouwd met Amerikanse militaire satellieten. De Amerikanen kunnen - als ze daar aanleiding toe zien - het gehele GPS-systeem voor burgergebruik blokkeren. Op dat moment is alle satellietnavigatie (niet alleen voor te wandelen, maar ook TomTom-autonavigatie) onmogelijk.
Een tweede nadeel is, dat de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling beperkt is: in het gunstigste geval is je positie tot op zo’n 10 meter nauwkeurig te bepalen.

Om deze redenen (de afhankelijkheid van Amerika en de beperkte nauwkeurigheid) is de Europese ruimtevaart-organisatie ESA sinds eind 2016 bezig met de opbouw van een eigen GPS-systeem, genaamd Galileo, dat in 2021 operartioneel moet zijn met zo'n 30 satellieten.
Wat techniek betreft is het GPS-apparaat dat je voor het wandelen gebruikt niet anders dan een autonavigatie-systeem. Dat is ook niet zo vreemd, als je bedenkt dat ze beide van hetzelfde GPS-satellietsysteem gebruik maken. Maar door het verschillende gebruik, wijken de zogenaamde handheld- of outdoor-systemen op een aantal punten toch duidelijk af van de autosystemen.

In de eerste plaats zijn ze een stuk kleiner en hebben veelal het formaat van een mobiele telefoon. Ze moeten immers handzaam zijn en goed in de hand liggen. Daarnaast is het ook belangrijk, dat ze waterdicht zijn. Een norm, waaraan een GPS-apparaat op dat vlak minimaal moet voldoen, is de IPX7-norm. Dan weet je zeker dat een onverwachte regenbui geen schade aan je apparaat toebrengt.
Waar je ook op moet letten, is de leesbaarheid van het scherm. Omdat dit in het algemeen een stuk kleiner is, dan bij je autonavigatiesysteem, is het des te belangrijker dat je onder alle lichtomstandigheden het scherm goed kunt aflezen. Zowel bij fel zonlicht als in schemerlicht.
Als je een apparaat wilt aanschaffen, zonder (veel) knoppen aan de buitenkant, dan moet de gevoeligheid van het touchscreen goed zijn. Let er dan ook op, dat het aanraakscherm ook goed werkt als je handschoenen aan hebt. Aan de andere kant moet het scherm ook weer niet zo gevoelig zijn dat het bij iedere lichte (toevallige) aanraking reageert.

Minstens zo belangrijk is de energievoorziening. Mijn voorkeur gaat uit naar (oplaadbare) batterijen van het formaat AA of AAA (de penlites). Het nadeel van accu’s is namelijk, dat die moeilijk zijn op te laden als je ergens in the middle of nowhere zonder stroom zit. Reserve-accu’s zijn duur, batterijen daarentegen zijn overal te krijgen. Een set (geladen) reservebatterijen hoort dan ook bij je standaard wandeluitrusting.

Eén van de belangrijkste zaken van de GPS-apparaat is natuurlijk de mogelijkheid om je geplande en je gelopen wandelroutes te kunnen uitwisselen met je computer. Een USB-aansluiting is hiervoor een vereiste.
Deze verbinding wordt vaak ook gebruikt om kaarten op je apparaat te kunnen laden.
Bij GPS-wandelingen maak ik gebruik van de Garmin Oregon 700, een handzaam apparaat dat tegen een redelijke prijs verkrijgbaar is. Dit apparaat beschikt over een kompas en een hoogtemeter. Voor wandelingen in het vlakke Nederland is dat laatste niet echt noodzakelijk, maar als je - zoals ik - regelmatig in de Alpen op pad gaat, is het een welkome aanvulling. En een kompas is nergens een overbodige luxe.
Het apparaatje is gemakkelijk in het gebruik en heeft een goede satellietontvangst, ook als je door een bos loopt onder een nat bladerdek boven je hoofd.

Dit GPS-apparaat kan worden voorzien van routeerbare kaarten, wat het plannen van een nieuwe route gemakkelijk maakt. De aanschaf van goede kaarten is in het algemeen prijzig, maar als je eens rondneust op het internet zijn er ook gratis goede (legale !) kaarten te vinden. Zie de Links-pagina.

Op weg met je GPS


J
e GPS-apparaat moet natuurlijk zijn voorzien van een route. Die route kun je vaak inplannen op je GPS zelf, maar in de meeste gevallen is het niet zo handig om dat op een kleine display te doen. Veel gemakkelijker is het om daar je computer voor te gebruiken en de route vervolgens te uploaden naar je GPS.

In het algemeen gebruik ik BaseCamp, een gratis programma van Garmin. Daarnaast gebruik ik nog een aantal andere programma’s voor specifieke taken.
BaseCamp
Dit programma vormt de eigenlijke schakel tussen mijn GPS-apparaat en mijn PC. Ik gebruik het om routes te maken (plannen). Afhankelijk van waar ik ga wandelen, heb ik de beschikking over een al of niet routeerbare kaart.
Als een kaart niet routeerbaar is, zal de route als rechte lijnen tussen twee opeenvolgende punten (waypoints) getekend worden, of zoals dat in het Engels so mooi heet: ‘As the crow flies’. Bij een routeerbare kaart wordt de route automatisch via de wegen op de kaart berekend, met alle bochten en afslagen erbij (zie de afbeelding hiernaast). Dat betekent, dat je bij een niet routeerbare kaart zelf meer tussenpunten moet invoeren om een goede route te krijgen.
Je kunt je GPS-apparaat tijdens de wandeling de werkelijke GPS-posities laten vastleggen. Deze metingen kun je in een gpx-bestand als track downloaden naar je computer. In BaseCamp (en ook in MapSource) kun je deze track op de kaart afbeelden.
Vooral in BaseCamp is het gemakkelijk om meetpunten uit de track te verwijderen. Soms is dat wenselijk. Stel je voor, dat je onderweg ergens gestopt bent om foto’s te maken. Je loopt dan een paar keer heen en weer om een zo goed mogelijk plaatje te kunnen schieten. Al deze bewegingen worden door je GPS-apparaat in de track opgeslagen, maar zijn voor de route natuurlijk niet relevant. Met BaseCamp kun je die punten eenvoudig verwijderen.
Een andere aardige optie van het programma is, dat het een hoogteprofiel samenstelt, uiteraard alleen als je GPS-device in staat is de hoogte te registreren.
Google Earth
Google Earth heb je niet per se nodig voor je routeplanning. Ik gebruik het vaak om een indruk te krijgen van de hoogteverschillen op wandelingen in de Alpen.
Vanuit MapSource of BaseCamp kun je de geplande route in Google Earth afbeelden. Door de driedimensionale weergave in te schakelen kun je de wandeling alvast ‘voorlopen’ en zien waar je bergop of omlaag gaat.
OkMap
OkMap gebruik ik voor het maken van zogenaamde Custom Maps voor mijn GPS. Op deze website wordt daar het een en ander over geschreven.
OkMap is het meest gebruikersvriendelijke en eenvoudigste programma om gescande kaarten (in bijvoorbeeld jpg-formaat) om te zetten in een Custom Map. Het aardige van OkMap is, dat het programma rekening houdt met de beperking wat betreft kaartgrootte van de Garmin-devices. OkMap (dat freeware is, waarvoor een vrijwillige donatie op prijs wordt gesteld) heeft nog veel meer functionaliteiten onder de motorkap zitten, maar die vallen buiten het bestek van deze website.
MapSource
Dit programma is meegeleverd met mijn Garmin Dakota. Ik gebruik het eigenlijk niet meer, omdat het door Garmin niet meer wordt doorontwikkeld en feitelijk vervangen is door BaseCamp.
Mobile Atlas Creator
Mobile Atlas Creator (MAC) kan ook kaartensets aanmaken voor gebruik als Custom Map op de Garmin-GPS. MAC haalt kaarten online op van het internet en deelt die in segmenten in. Het gaat dan vooral om freeware-kaarten van OSM (Open Street Map) en van Google Maps.
Deze kaarten (en dus ook dit programma) is vooral geschikt voor stadswandelingen of wandelingen over andere ‘officiële’ wegen. Voor wandelingen in de natuur of in de bergen zijn deze kaarten niet gecshikt. Het voordeel is wel, dat je een vrijwel wereldwijde dekking hebt.